De Tweede Kamer zal binnenkort een beslissing nemen over ratificatie van het EU handelsverdrag met Canada, CETA.
CETA ondermijnt de bescherming van persoonsgegevens, versterkt de positie van bedrijven die misbruik van het octrooisysteem willen maken en belemmert hervorming van auteurs- en octrooirecht (zie eerdere brief Vrijschrift aan Tweede Kamer).
Wat supranationale investeringsbescherming (ISDS / ICS) betreft is de situatie na een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie veranderd. In dit blog licht ik toe waarom CETA na deze uitspraak vitale belangen, de internationale rechtsorde, en rechtszekerheid voor investeerders ondermijnt.
Het EU Hof acht de omstreden supranationale investeringstribunalen in CETA verenigbaar met de Europese verdragen. Minder bekend is dat het Hof slechts tot deze conclusie kon komen door de uitweg te suggereren dat de EU en EU lidstaten kunnen weigeren opgelegde schadevergoedingen te betalen.
Het EU Hof overweegt dat CETA investeringstribunalen geen jurisdictie zullen hebben om de bescherming van het algemeen belang onverenigbaar met CETA te verklaren. Op grond hiervan acht het Hof CETA verenigbaar met de EU verdragen. Echter, supranationale investeringstribunalen zijn niet genegen inperking van hun jurisdictie te accepteren. Wat nu indien CETA tribunalen de bescherming van het algemeen belang door de EU of EU landen wél onverenigbaar met CETA verklaren? – zij nemen ten slotte de eindbeslissing.
Het Hof suggereert de opgelegde schadevergoedingen niet te betalen. De benadeelde investeerder zal dan een rechtszaak moeten beginnen waarin de kernbeslissing bij het EU Hof terecht kan komen. Het Hof kan dan de bescherming van het algemeen belang door de EU beschermen.
De door het Hof gesuggereerde uitweg – weigeren schadevergoedingen te betalen – is een paardenmiddel, dat ook toegepast zal kunnen worden door autoritaire of anderszins onwelwillende staten. De uitspraak van het hof ondermijnt de rechtszekerheid voor investeerders en daarmee de grondslag van supranationale investeringsbescherming.
De uitspraak van het Hof legt de bijl aan de wortel van alle supranationale investeringsbescherming, ook van een eventueel multilateraal investeringshof. Ook in dat geval zal weigeren te betalen op grond van ontbrekende jurisdictie de oplossing zijn voor de EU, voor EU landen, en voor andere onwelwillende staten. Weigeren te betalen zal het internationale recht geen goed doen.
Omdat investeerders nog wel kunnen dreigen met grote claims, supranationale arbitrage kostbaar is, en weigeren te betalen niet zonder nadelen en risico’s is, neemt de uitspraak van het hof de afschrikwekkende werking van supranationale investeringsbescherming onvoldoende weg. Dit belemmert de mogelijkheden van EU en staten om crises krachtig te bestrijden – inclusief de existentiële klimaatcrisis.
De EU hervormingspoging, in combinatie met de uitspraak van het Hof, ondermijnt vitale belangen, de internationale rechtsorde, en de rechtszekerheid voor investeerders.
Voor de uitspraak van het EU Hof is CETA verdedigd door Marietje Schaake en Alexander Pechtold. Beiden overtuigden echter niet (een, twee). Daar komen de kwesties die voortvloeien uit de uitspraak van het Hof nog bij; ook is de urgentie van de klimaatcrisis duidelijker geworden.
Waarom zouden we voor een marginale economische winst bereid zijn onze vitale belangen schade toe te brengen? Ook ondermijnt Nederland met het verwerpen van CETA het EU handelsbeleid niet – de EU heeft de bevoegdheid het (hopelijk dan verbeterde) handelsdeel van CETA zelf aan te nemen. En voor supranationale investeringsbescherming zijn er meer solide alternatieven.
De Tweede Kamer dient CETA te verwerpen.